Het Kluisbos

Het Kluisbos is gelegen in Erembodegem bij Aalst en strekt zich uit van de Kluiskouter tot het vroegere vliegveld en van de abdij Maria Mediatrix tot het hof Zomergem. Het huidige bos heeft een oppervlakte van ongever 47ha en is ingedeeld in verschillende percelen, die eingendom zijn van diverse personen.

Het is één van de oudste bossen van Aalst en samen met het Kravaalbos te Meldert maakte het deel uit van het uitgestrekt Kolenwoud dat eeuwen geleden het landschap in onze streken bepaalde.
De percelen gelegen aan de Kluiskapel waren sedert de Middeleeuwen eigendom van de abdij van Affligem. De monniken stonden in voor het beheer en de abdij hield toezicht.
Om te voldoen in het levensonderhoud van de toenemende bevolking werden grote delen van de bossen geleidelijk gerooid en in cultuur gebracht als akker of weiland. In 1796, tijdens de Franse revolutie, moest de abdij het grootste deel van haar bezittingen afstaan, waaronder ook het Kluisbos. In de 19de eeuw werd dit Kluisbos bijna in zijn totaliteit ontgonnen. Een deel werd later weer aangeplant.

Teksten uit de 18de en 19de eeuw beschrijven het bos als een middelhoutbos, een mengeling van hoogstammig hout en kreupelhout. Het hoogstamhout (eik en beuk) werd aan de omliggende gemeenten en de stad Aalst verkocht als brandhout. Het kreupelhout werd gebruikt door de broodbakkers en brouwers of diende voor hoppestokken. In de loop der jaren werden in verschillende delen de inheemse hoogstammige bomen vervangen door aanplant van populier, Amerikaanse eik en spar. In het midden van het bos bleef echter een oude kern bewaard met bomen als zomereik, beuk, abeel, hazelaar, lijsterbes, esdoorn en es, zodat een deel van het Kluisbos met zijn goed ontwikkelde kuidlaag en hakhout toch zijn uitzonderllijke eigenheid behield.

Door zijn typische bodem bestaande uit zand-leemgrond zijn er op verschillende plaatsen in het Kluisbos bronnetjes ontstaan. Sommige zijn goed lokalisserbaar. Ook het Kluizeputteke, de waterput aan de kapel, was oorspronkelijk een bron. Die bronnetjes vormen beekjes die afwateren naar de Zomergembeek die uitmondt in de Dender. Enkele weilanden in het bos zijn daardoor uitgesproken drassig. De weilanden zijn omgeven door rijen knotwilgen of canadapopulieren. Op de meest drassige plaatsen in het bos groeit els en wilg.

 terug