E-mail

Het Kravaalbos

Het Kravaalbos te Meldert is in onze omgeving één van de laatste stukken van het vroegere "Kolenwoud", waartoe ook het Zoniënwoud en het Hallerbos behoren. De totale oppervlakte bedraagt ongeveer 80 hectare.
Het reliëf ligt, op een klein gedeelte na, volledig boven de 50 meter hoogtelijn. Het hoogste punt ligt op ca. 75 m. hoogte en het laagste op ca. 35 m. De laag waarin de meeste vegetatie wortelt bestaat uit leem. De ondergrond bevat klei en kalkhoudend zand.

Tijdens de middeleeuwen kreeg het bos grote bekendheid omwille van de steengroeven. In de twaalfde eeuw begon de ontginning, op initiatief van de abdij van Afffligem. Het werd een belangrijke bron van inkomsten voor de gemeente Meldert. De zandstenen werden uit het grondwater gespoeld en moesten, eenmaal aan de lucht blootgesteld, vlug bewerkt worden voordat ze te hard werden. Het vervoer gebeurde via de Dender. Onder andere de Sint-Martinuskerk te Aalst en de O.L.Vrouwkathedraal te Antwerpen werden in deze zandsteen opgetrokken. In de 16e eeuw waren de groeven uitgeput. Momenteel staat op het dorpsplein een grote zandsteen als herinnering aan het rijke verleden.

Het eigendom is in handen van een drietal particulieren. Het is dank zij de good-will van de eigenaren dat een belangrijk gedeelte toegankelijk is voor het publiek en onder beheer werd gesteld van de toenmalige Wielewaal, het huidige Natuurpunt.
Een gedeelte is in het gewestplan bepaald als natuurgebied, een ander deel is opgenomen als natuurreservaat en moet in zijn oorspronkelijke staat bewaard worden wegens de wetenschappelijke en pedagogische waarde. Bovendien is het geheel geklasserd als "landschap", waaruit een aantal beperkingen op het eigendomsrecht voortvloeien.

Bij het observeren van de vegetatie maakt een deel van het bos een relatief ongestoorde indruk en heeft een goed ontwikkelde etage-opbouw met een rijke ondergroei. Deze rijkdom wordt nog versterkt door de aanwezigheid van een bronnengebied dat dicht begroeid is met els en wilgen, en een zeggenvegetatie en talrijke andere waterminnende planten herbergt.
In een ander deel is de ondergroei wel weeldering maar soortenarm en de scherpe grenzen tussen de verschillende bostypen en het veelvuldig voorkomen van percelen met bomen van gelijke leeftijd wijzen op aanplantingen en dus nog steeds sterk ingrijpen van de mens. Een deel hiervan werd vroeger al gebruikt als hakhoutbos. Op vele plaatsen werd ook de struiklaag weggekapt, waardoor de oorspronkelijke vegetatie grotendeels verdween.

Gelegen in een van oudsher dichtbevolkte streek heeft het bos ook in het verleden sterk geleden onder menselijke invloed. Vooral tijdens de oorlogsjaren gebeurden kort na elkaar intensieve kappingen. Later volgden aanplantingen van vreemde houtsoorten zoals Amerikaanse eik en werd op grote schaal humus weggehaald voor de tuinbouw. Zelfs tot op heden onsnappen de lentebloeiers niet aan de plukwoede van de mens en worden er in de lente nog steeds meiklokjes en boshyacinten met hele zoden geroofd uit het bos.

terug